Op 16 september is er in het kader van de European Social Innovation Week een bijeenkomst gehouden over Midden-Brabant als “smart region”. Een onderdeel van deze bijeenkomst was een discussie onder leiding van Hans Mommaas over hoe dat social innovation ecosysteem handen en voeten zou kunnen krijgen. Hier een informeel verslag voor degenen die niet bij deze bijzonder interessante discussie konden zijn.
Centrale vraag: hoe krijgen we een social innovation ecosysteem van de grond in de regio? Een voorbeeld zijn de Pathfinders. In organisaties heb je de bestaande werkelijkheid en de exploratieve kant, die van de vernieuwing. “Transition leaders” zijn mensen die de mensen in hun organisatie kunnen meekrijgen voor die vernieuwing. Ook die leaders hebben echter weer inspiratie nodig. In de Pathfinders zijn 30 mensen bij elkaar gebracht uit organisaties die willen vernieuwen, met social innovation als uitgangspunt. Doel was om de maatschappelijke thema’s door te vertalen naar oplossingen waar zowel de maatschappij als de organisaties wat mee kunnen. Ze zijn 15x bij elkaar geweest. Een praktische doelstellng was om tot concrete business cases te komen. De ervaring leerde echter dat zulke concrete cases moeilijk te realiseren waren. Wat wel werkte, was de aanwezige “ruimte voor toevalligheid”. Het gaat hierbij niet zozeer om het geld, maar vooral om de beweging (de kennis, de netwerken, etc.). Het gaat om de ruil van andere types kapitaal dan alleen geld door de deelnemers uit sectoren als bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheid, bibliotheek. Denk ook aan de overeenkomst met de (her)opkomst van de coöperaties, waar het ook gaat om het gevoel van verbinding.
In de huidige maatschappij hebben we middel en doel omgedraaid: we denken dat we geld nodig hebben om samen te werken, het is een doel op zichzelf geworden. Het geeft zoveel energie om gelijkgestemden tegen te komen in fora als de Pathfinders. Er ontstaat wel business uit, maar niet met als direct doel om geld te verdienen, maar om iets bij te dragen aan de maatschappij. De kracht van de Pathfinders is dat het om social innovation in de praktijk gaat (“we moeten elkaars taal leren”), terwijl het tot voor kort het vaak nog steeds een erg bestuurlijk, abstract concept was. Zo’n aanpak leidt tot allerlei verrassende, onvoorspelbare uitkomsten. De Social Innovation Week is mede voortgekomen uit de Pathfinders. Als onderdeel van deze week zijn nu 135 studenten van Fontys bezig met “Maak TIlburg Beter”. Wat daar de commerciële waarde van is, weten we niet, maar dat er iets uit gaat komen, is zeker!
Hoe maak je dit strategisch/systemisch, hoe schaal je dit op, zonder dat je de opgewekte energie verliest? Hierbij komen allerlei vragen op. Hoe verbind je lokale initiatieven met het bestuurlijke circuit? Ook zijn er allerlei grote ontwikkelingen zoals social media die op mensen af komen. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de mensen persoonlijk? Is bij social innovation sturing nodig, of gaat het juist om zelf de agenda te bepalen? Is het toch mogelijk om iets van structuur hebben om dit te catalyseren?
Er zijn allerlei concrete thema’s waarvan mensen energie krijgen. Een voorbeeld is de vraag hoe we Tilburg weer voorop laten lopen met het fietsbeleid. Een ander voorbeeld betreft de klimaataanpak, waarin particulieren zeer geïnteresseerd zijn. De vraag is niet zozeer hoe je allemaal losse groepjes enthousiastelingen aan de gang krijgt, maar hoe we dit systemisch gaan oplossen, passend bij “DNA van het gebied”. Hoe ga je dit moeizame proces nét wat makkelijker maken? De gemeente heeft een enorm netwerk wat ingeschakeld kan worden. Dit netwerk kan helpen bij de initiatie van projecten. Het is echter ook belangrijk om dit netwerk in te zetten om de follow-up van initiatieven ondersteunen. Opschalen kan ook door ook op bestuurlijk niveau te innoveren, daar zit vaak een grote bottleneck. Verder is het belangrijk om je systemen en netwerken voor elkaar beschikbaar te stellen.
De kracht van de ideeënvormende fase zit hem in de informaliteit. We komen in de moderne maatschappij niet meer bij elkaar “via de achterdeur” binnen. Het creëren van de nodige informele ontmoetingsplekken is daarom essentieel. Vervolgens: als ideeën zijn ontstaan, hoe breng je die een fase verder (zonder dat mensen moe worden en afhaken)? ASML is een mooi voorbeeld. Ze hebben van hun zwakte hun sterkte gemaakt door heel nauw samen te werken met bedrijven in de regio, nu zelfs met klanten die investeren in de research. Er zijn veel meer voorbeelden van dergelijke goed georganiseerde co-creatie. De kern is heel veel loslaten en verbinden. Het opbouwen van vertrouwen – vroeger zo normaal – is hierbij de kern.
De Pathfinders werken een dag per maand samen, dan ont-moet je elkaar. Dit niet zo gefocust zijn op directe doelen draagt erg bij aan het innovatieklimaat. Om dat soort plekken zou je ook een programma kunnen organiseren. Denk aan het Toronto Centre for Social Innovation wat plekken biedt, een community helpt ontwikkelen, waarna (onvoorspelbare) innovaties volgen. Een ander voorbeeld is het Huis voor de Logistiek, een fysieke plek waar allerlei mensen rond dat thema elkaar kunnen ontmoeten en van elkaar kunnen leren. Je hebt de cirkel van de pure kennis, maar ook mensen zonder die specialistische kennis die de toepassingsmogelijkheden zien. Je moet hierbij bereid zijn om na te denken over je eigen rol en positie. Generieke open ontmoetingsplatforms zijn belangrijk, anderzijds op andere plekken specialistische kennis ontwikkelen die weer moet terugvloeien.
Volg het initiatief. Er ontstaat iets, vanuit welke drijfveer dan ook, waar voldoende momentum bij ontstaat, wat je dan kunt gaan ondersteunen. Organisatie en structuur zijn niet vies. Wat je niet moet doen is die vorm van organisatie weer bureaucratisch inkapselen. Een groot probleem hierbij is de prestatiedrang, de druk om iets op te leveren. Innovatie kost tijd, aan begin weet je nooit waar je uitkomt. Het gaat dus niet om níet organiseren, maar om ánders organiseren. Denk aan ESIW, wat begon als een wild idee dat heeft geleid tot de bijdragen van 45 co-organisatoren.
Wat kun je zelf bottom-up doen, wat moet je op systemisch niveau doen? Midpoint Brabant is als het ware een “systemische paraplu”. Wat geven we Midpoint mee als suggesties voor verdere activiteiten? Het bestuurlijk niveau in de maatschappij moet zelf innoveren, hoe gaan we dat re-organiseren hoe “ontdooien” we dat niveau? Midpoint kan hierin een belangrijke rol spelen. Verder kan het nog meer dan het al doet zijn rol als platform pakken, bijvoorbeeld door de vele concrete vragen te bundelen en uit te zetten. Hoe krijgen we meer synergie tussen al die programma’s? Speerpunten zijn belangrijk, maar ook de verbinding daartussen en andere vernieuwingen blijven zoeken. Zo is er bijvoorbeeld een breed regionaal investeringsfonds voor MKB ondernemers in oprichting, hoe kan je dit als aanjager van het social innovation ecosysteem inzetten? Het gaat niet alleen om het uitwerken van huidige onderwerpen maar het bevorderen van continue conversaties van allerlei soort. Er ontstaat een ecosysteem van fysieke en virtuele ontmoetingsfaciliteiten die steeds meer in elkaar overlopen en elkaar aanvullen: de Pathfinders, ESIW, Social Innovation Award Academy, de Kenniscloud, etc. Investeer in het versterken en verbinden van die initiatieven. Misschien moet Midpoint wat minder een economische ontwikkelingsmaatschappij, maar meer een algemene ontwikkelingsmaatschappij worden, de economie is maar een van de aspecten die in samenhang moeten worden gezien. Mogelijk zou Midpoint ook als “projecten-pool” bureau kunnen fungeren om kleinere initiatieven te bundelen en fondsen te krijgen op Europees niveau en de daarbij behorende bureaucratie af te vangen.
Hoe ontstaat de energie rond een onderwerp? Dat proces moet meer zichtbaar worden gemaakt. Netwerken van communities, verbonden door open platform zijn de basis van de ontwikkeling. Het Centre for Social Innovation kan dat soort nieuwe manieren van samenwerken mee helpen ontwikkelen.
Goede weergave van de eerste dag!